02 november 2021 leestijd 4 min door Hans Both
Valkuil benadeling schuldeisers vóor faillissement
Voor de ondernemerspraktijk is de volgende casus van belang. Mag je bij zwaar weer van een klant in ruil voor openstaande facturen goederen van je klant overnemen? Vanuit rechtskennis moet het antwoord zijn: in principe niet. Het kan je duur komen te staan. Ik bespreek hieronder een uitspraak van Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden[1] en uit eerste aanleg Rechtbank Noord-Nederland[2].
Feiten
De feiten waren als volgt. Het ging niet goed met de jachtwerf. De verfleverancier had op de jachtwerf rekeningen openstaan ter hoogte van € 86.000. De verfleverancier wist dat het slecht ging, dus dat de jachtwerf de eerdere leveringen aan verf niet kon betalen. In april 2014 is een nadere overeenkomst gesloten tussen partijen. De jachtwerf had namelijk nog een jacht in aanbouw op de werf liggen en deze zou na een half jaar klaar zijn. Er moest nog het nodige aan gedaan worden. In de overeenkomst werd vastgelegd dat het in aanbouw zijnde schip direct werd verkocht en ook direct in eigendom zou komen van de verfleverancier. De waarde na afmaken hadden partijen vastgesteld op € 213.000. De openstaande rekening werd hier direct mee verrekend en de verfleverancier zou de rest per maand in termijnen betalen, tot aan de ter beschikkingstelling een half jaar later. Voor de ‘zekerheid’ werd twee dagen later in het Kadaster het casco ingeschreven en op naam gesteld van de verfleverancier en beide partijen dachten dat het wel safe was.
Curator treedt op
Al één maand later is de jachtwerf failliet verklaard. De verfleverancier wist niet dat de aanvraag hiervoor al liep, en de curator deed moeilijk. Dat is ook de taak van de curator. De curator moet immers schuldeisers gelijk behandelen en als voorafgaand aan het faillissement schuldeisers onterecht verschillend zijn behandeld, dan moet de curator optreden. Dat deed de curator ook en met succes.
Eerst moest worden vastgesteld of het schip wel in eigendom was overgedragen. De curator vond van niet. De Rechtspraak oordeelde van wel. Duidelijk was de bedoeling dat de verfleverancier eigenaar werd van het schip en dat het casco weliswaar op de werf bleef om afgebouwd te worden. De werf ging vanaf dat moment juridisch houden voor de verfleverancier.
Rechter oordeelt achteraf
Feitelijk heeft de verfleverancier ook nog eens een keer € 50.000 betaald, tot aan het moment dat het faillissement daar was. De verfleverancier dacht dat dat wel veilig was aangezien het schip toch op zijn naam stond. Lang verhaal kort: de verfleverancier ging zwaar het schip in. Hij was dan volgens de Rechtspraak anders dan de curator stelde juridisch eigenaar geworden, maar er was sprake van zogeheten ‘pauliana’. De andere schuldeisers van de jachtwerf waren door de transactie in hun verhaalsmogelijkheden benadeeld. Als een maand voor faillissement het schip immers niet in eigendom zou zijn overgegaan dan zouden de gezamenlijke schuldeisers de waarde van het schip hebben kunnen verdelen (via de curator). Ook het betoog van de verfleverancier dat hij nog eens € 50.000 er achteraan heeft betaald is volgens de Rechtspraak jammer maar helaas. Dan moet je maar niet meewerken aan pauliana. De verfleverancier staat met zijn vordering alsnog achteraan in de rij.
Verder moet in zo’n situatie ook aan twee andere voorwaarden worden voldaan voor een beroep op pauliana. De transactie moet onverplicht zijn en de verfleverancier moet ook wetenschap van benadeling hebben gehad. De verfleverancier betoogde bij de Rechtspraak dat wel sprake was van een ‘verplichte’ rechtshandeling, maar zo’n standpunt houdt (vrijwel) nooit stand. De jachtwerf had de verplichting om euro’s te betalen. De omzetting naar de eigendomsoverdracht van het casco jacht is iets anders, en heeft ook een andere waarde. Verder was uit de eigen verklaring van de verfleverancier duidelijk dat hij echt wel wist hoe de vlag erbij hing. Het kennelijke feit dat hij niet wist van het al aangevraagde faillissement staat daarvan los.
Les voor ondernemers
De les voor ondernemers moet zijn: ga nooit zomaar veranderingen in lopende contracten en samenwerkingen aanbrengen, als maar het geringste signaal bestaat dat het met je handelspartner niet goed gaat. Er liggen grote financiële consequenties op de loer. In dit geval zou ik mij kunnen voorstellen dat de verfleverancier de bestuurder van de jachtwerf privé ter verantwoording roept. Als de leverancier had geweten van het aangevraagde faillissement had de verfleverancier wellicht beter juridisch advies ingewonnen.
Overigens valt er nog wel wat af te dingen op de gerechtelijke uitspraak. Er valt uit af te leiden dat het hier ging om een registergoed. De curator had alleen maar in een brief vernietiging wegens pauliana ingeroepen. Art. 3:51 BW eist een gerechtelijke vernietiging.
[1] Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden d.d. 12 oktober 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9564
[2] Rechtbank Noord-Nederland, d.d. 11 september 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:3847