5 mei 2021 leestijd 3 min mr. E.A.H. van den Bogaard personen- en familierecht
De Hoge Raad heeft op 16 april 2021 een interessante uitspraak gedaan over kinderalimentatie.[1] Voor het berekenen van de kinderalimentatie is de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de ouders van belang. De hoogte van de woonlasten speelt onder meer een rol bij het bepalen van de draagkracht. De Expertgroep Alimentatienormen adviseert dat moet worden uitgegaan van een forfaitair bedrag. De daadwerkelijke woonlasten zijn niet relevant.
De hoogte van de woonlasten is dikwijls voer voor discussie. Soms is alimentatie rekenen met een forfaitaire woonlast namelijk niet eerlijk. Dat vond ook de moeder in voornoemde zaak bij de Hoge Raad. In deze blog ga ik in op de uitspraak van 16 april jl.
De casus
De vader had op enig moment besloten om de overwaarde van zijn vorige huis te investeren in zijn nieuwe woning. Hij deed dit om zijn woonlasten bewust laag te houden. Hij had daardoor een woonlast van slechts € 95, terwijl de forfaitaire woonlast € 678,30 per maand bedroeg.
De moeder beriep zich op dit aanmerkelijke verschil. Zij verzocht de rechtbank en later het gerechtshof om het beduidend lagere bedrag aan woonlasten mee te nemen voor het bepalen van de draagkracht. Zowel bij de rechtbank als bij het hof ving de moeder bot. De keuze van de man om zijn eigen vermogenspositie op de door hem gewenste wijze in te richten, maakte niet dat er sprake was van een dusdanig uitzonderlijke situatie dat van het forfaitair stelsel moest worden afgeweken, aldus het hof. De moeder liet het er niet bij zitten en ging in cassatie bij de Hoge Raad.
Het oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad kon zich niet vinden in de overwegingen van het gerechtshof. Volgens de Hoge Raad is het hanteren van een forfaitaire woonlast, zoals uit de niet-bindende richtlijnen van de Expertgroep Alimentatienormen volgt, op zichzelf niet in strijd met de wettelijke maatstaven. Het draagt bij aan de voorspelbaarheid en rechtszekerheid. Ook voorkomt het hanteren van de richtlijn dat iedere wijziging in woonlasten moet leiden tot een nieuwe procedure.
Echter, dit kan anders zijn in de volgende situatie:
- wanneer bij het rekenen met een forfaitaire woonlast niet kan worden voorzien in de behoefte van het kind; én
- er aanwijzingen zijn dat de woonlast van (een van) de ouders duurzaam aanzienlijk lager is dan het forfaitaire bedrag.
De rechter zal dan steeds moeten nagaan of de draagkracht van die ouder bij toepassing van de werkelijke woonlast zou leiden tot een hogere onderhoudsbijdrage voor het kind. Is dat het geval, dan dient de rechter de hogere bijdrage op te leggen. Indien de rechtbank afziet van de hogere bijdrage dan dient zij dit oordeel te motiveren.
Vragen?
Mijns inziens heeft de Hoge Raad een terecht oordeel gegeven. Bij het bepalen van de kinderalimentatie dienen de belangen van het kind steeds voorop te staan. Het is in het belang van het kind om zo veel mogelijk in zijn of haar behoefte te voorzien. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van de betalende ouder om de richtlijn van de Expertgroep te hanteren.
Een alimentatieberekening maken is altijd maatwerk. Heeft u vragen over kinderalimentatie? Neem gerust contact op met een van onze advocaten.
[1] Hoge Raad d.d. 16 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:586.